Regio: Amersfoort – Apeldoorn,
Nijkerk, Harderwijk – Barneveld
Soms voel je een gemis dat je niet kunt plaatsen.
Je verlangt naar nabijheid, zachtheid, erkenning.
Je voelt je geraakt door kleine afwijzingen — of juist door het uitblijven van iets essentieels.
Zoals in een liefdesrelatie waarin je je onverklaarbaar alleen voelt,
bijvoorbeeld als je opgevangen wilt worden door je partner en hij of zij daarin niet voorziet.
Je voelt je tekortgedaan, maar kunt er niet goed de vinger op leggen.
Het lijkt overdreven. En toch: het doet zeer.
Je lijf spreekt. Je hart hunkert. En je weet niet goed waarom.
Dan besef je: er is iets wat ik niet heb gekregen — en dat gemis maakt me kwetsbaar in het hier en nu.
In de psychologie spreken we van oudertekort wanneer een kind fundamentele emotionele behoeften niet of onvoldoende vervuld kreeg door zijn of haar hechtingsfiguren.
Niet omdat ouders afwezig waren in praktische zin, maar omdat ze — om welke reden dan ook — niet afgestemd waren. Ze waren er wel, maar niet werkelijk beschikbaar.
En dat is precies waardoor het verwarrend is.
Je weet niet dat je iets mist — omdat je het nooit gekend hebt.
Je hebt geleerd dat het normaal is om het zonder te doen.
Totdat je volwassen bent.
En je lijf, je relaties, je hart beginnen te fluisteren: Er ontbreekt iets
Wat je als kind niet kreeg — bevestiging, onvoorwaardelijke liefde, affectieve afstemming — wordt op latere leeftijd vaak onbewust gezocht bij anderen. Vooral bij intieme partners.
Je vraagt het niet letterlijk.
Maar je hoopt. Je verlangt. Je reageert fel of juist teruggetrokken als het niet komt.
Je legt een emotionele claim zonder dat je het zelf doorhebt.
En als de ander niet geeft wat jij nodig hebt, voel je je afgewezen, gekwetst, misschien zelfs wanhopig.
Je denkt: Waarom doet dit zo’n pijn? Waarom raakt dit me zo diep?
En je weet niet dat het antwoord terugvoert naar een oude leegte — een gemis dat geen naam had.
De beweging naar heling begint op het moment dat je herkent:
Wat ik nu verlang van de ander, hoort eigenlijk thuis in mijn eigen geschiedenis.
Op dat moment verschuift alles.
Je ziet ineens dat je partner geen ouder is.
Dat je hunkering niet fout is, maar een echo van iets ouds.
En — hoe pijnlijk ook — dat de ander jouw oudertekort nooit kan vullen.
Dat moment van bewustwording is rauw en bevrijdend tegelijk.
Want wat je daarvoor onbewust probeerde te halen, kun je nu leren dragen.
Dat is misschien wel het moeilijkste:
Je weet nu wat je tekort bent gekomen.
En tegelijkertijd weet je: niemand gaat het alsnog voor mij geven.
Dat is rouw. Maar ook kracht.
Want in plaats van te blijven hunkeren, kun je ruimte gaan maken.
Ruimte voor wat je gemist hebt.
Ruimte om jezelf alsnog te voeden, om je hart te openen voor wat nu wél kan ontstaan.
Misschien herken je (onderdelen van) het volgende:
Dan leef je mogelijk met de gevolgen van oudertekort.
Niet als stoornis, maar als menselijk patroon.
Een patroon dat je mag gaan herkennen, erkennen — en leren dragen.
Je hoeft je behoefte niet weg te verklaren.
Je hoeft je niet kleiner te maken dan je bent.
Wat je nodig hebt, is ruimte.
Om dat wat ontbrak alsnog te erkennen — niet om het alsnog te halen, maar om jezelf weer toe te eigenen.
In mijn begeleiding is er die ruimte.
Om te voelen. Om terug te keren. Om volwassen te worden in het dragen van jezelf.
Misschien herken je (onderdelen van) het volgende:
Dan leef je mogelijk met de gevolgen van oudertekort.
Niet als stoornis, maar als menselijk patroon.
Een patroon dat je mag gaan herkennen, erkennen — en leren dragen.
Misschien lees je dit met een brok in je keel.
Misschien begrijp je ineens waarom relaties soms zo ingewikkeld zijn.
Dan ben je niet zwak. Je bent wakker geworden.